Verhoogde waakzaamheid voor mycotoxines

Een nat najaar gecombineerd met warme augustus en septembermaanden, zijn een grote risicofactor voor schimmelgroei. Verschillende schimmels zijn in staat om mycotoxines te produceren, met ernstige gevolgen voor de dieren. Hoge gehaltes aan mycotoxines worden steeds meer teruggevonden dus is het niet onbelangrijk om hier waakzaam voor te blijven. 

 

Werking in de koe 

Mycotoxinen kunnen gevormd worden door schimmels ten gevolge van een ‘stressreactie’. De bekendste schimmels zijn de fusarium-schimmels op maïs en granen. Zij groeien altijd op de levende plant en produceren onder meer de stoffen zearalenone (ZEA) en deoxynivalenol (DON). Die zijn na de oogst aantoonbaar in veevoedergrondstoffen. Mycotoxinen komen in veel kuilen voor. Maar dat is niet altijd zo erg. Koeien zijn namelijk in staat om beperkte hoeveelheden van sommige mycotoxinen (bv. T-2 en DON) te ‘verwerken’. Die kunnen namelijk in de pens onschadelijk gemaakt worden. Maar de belangrijkste voorwaarde is dan wel dat de koeien een gezonde penswerking hebben. In sommige kuilen kunnen bepaalde schimmels aanwezig zijn die geen mycotoxinen produceren maar die wel penicilline aanmaken. Deze kleine hoeveelheid penicilline in de pens grijpt in op het functioneren van de pensbacteriën, waardoor de hele penswerking van de koe onder druk komt te staan. Hierdoor wordt het voor de koe moeilijker om mycotoxinen zoals DON en T-2 af te breken. In het geval van ZEA is het net een gezonde pens die ZEA omvormt tot alfa-zearalenol, wat een schadelijke metaboliet is. ZEA heeft een zogenaamde ‘oestrogene werking’ maw kan zorgen voor een verminderde vruchtbaarheid, meer cysten, meer vroeg embryonale sterfte, enz. Bij zeugen zijn deze symptomen duidelijk beschreven, en enkele studies hebben dit bij vaarzen en koeien ook al aangetoond. Wanneer een koe DON te weinig kan afbreken in haar pens, dan worden meldingen gemaakt dat men bij het voeren van graskuilen met te hoge gehaltes aan DON, een ‘toxisch syndroom’ vaststelt bij melkvee die gekenmerkt wordt door een stijging in het voorkomen van ontstekingsreacties zoals mastitis en laminitis (klauwbevangenheid). In welke mate DON alleen, of in combinatie met andere mycotoxinen, verantwoordelijk is voor deze stijging, moet nog verder onderzocht worden. Meer en meer duiken ook ander toxines op, zoals nivalenol (NIV). Deze lijkt erg op DON, maar is wel toxischer voor de koe.  

Ook het zogenaamd lekkende darmsyndroom speelt bij mycotoxinen zeker een grote rol. Als de doorlaatbaarheid van de darmwand groter wordt door bv stress (hitte stress, overbezetting,…) of een andere ziekte (pens- of darmverzuring, mastitis, baarmoederontsteking,…), dan worden mycotoxinen makkelijker opgenomen in de bloedbaan en kunnen op hun beurt schade aanbrengen aan vitale organen zoals lever en nieren.   

Mycotoxinen worden gelinkt aan economische verliezen bij melkvee zoals een verlaagde melkproductie, een verminderde vruchtbaarheid, een verhoogd celgetal en een verminderde ziekteweerstand. Dit zijn heel vage symptomen, wat de diagnose dan ook sterk bemoeilijkt. Het is zelden dat mycotoxinen alleen verantwoordelijk zullen zijn voor problemen, maar onderliggend zijn ze wel in staat om bepaalde stressfactoren zoals bv. een hogere infectiedruk, rantsoenovergang, negatieve energiebalans, enz. te versterken. Daarom wordt de diagnose best gesteld door een dierenarts, want we moeten zeker zijn dat ook de meer voor de hand liggende oorzaken kunnen uitgesloten en aangepakt worden. 

Hoe vaststellen? 

Mycotoxinen kunnen geanalyseerd worden in het voer, maar zoals gezegd wil dit nog niet zeggen dat men ook daadwerkelijk problemen zal hebben bij de melkkoeien. Daarnaast stelt zich een bijkomend probleem wat de drempelwaarde is voor een toxine. De drempelwaarden die vroeger werden gehanteerd, werden afgeleid uit studies waarbij men duidelijk klinische symptomen zag bij een bepaald mycotoxine. Nu houdt men meer rekening met het feit dat gecombineerde effecten mogelijk zouden zijn van gelijktijdig aanwezige mycotoxine in het rantsoen. Bovendien zijn er talrijke factoren die een rol kunnen spelen in de toxiciteit van de mycotoxinen (bv. pensverzuring,…). Er is tot op heden echter te weinig kennis over de mogelijke effecten van lagere concentraties van mycotoxinen die in praktijkomstandigheden kunnen voorkomen. Hoe breder de screening naar verschillende soorten mycotoxines, hoe beter men een juiste inschatting kan maken van het risico op het dier.  

Behandeling & preventie 

De laatste jaren wordt het lekkende darmsyndroom het meest aanzien als de aandoening die de weg vrij maakt voor mycotoxinen. Alle preventieve maatregelen die daarvoor belangrijk zijn, hebben dus ook vaak een positief effect op de gevolgen van mycotoxinen. Het begint dus zeker met een goede penswerking en preventie van pens-en darmverzuring. Ook het zoveel mogelijk vermijden van alle vormen van stress (hitte stress, overbezetting,… ) en ziektes dragen bij tot het beperken van de gevolgen van mycotoxinen.  

Wanneer analyses duidelijk aangeven dat er te hoge concentraties van mycotoxinen gevonden worden, kan het aangewezen zijn om het gecontamineerde voer niet meer te voederen. Dit is natuurlijk niet altijd mogelijk, en is zeker moeilijk bij kuilvoeders. Daarom worden soms toxinebinders ingezet. Specialisten zijn het niet eens over het nut van toxinebinders, hoewel in de praktijk toch gunstige resultaten worden gemeld.  

Preventief werken is ook hier de boodschap. Om schimmels in de kuil te vermijden is het van groot belang dat het inkuilproces goed verloopt. Oogst het gewas bij de aanbevolen rijpheid en vochtgehalte en vermijd vooral het te lang staan na rijpheid in koude en vochtige omstandigheden. Druk de kuil goed aan en dek luchtdicht af. Stem de snelheid van uitkuilen zo veel mogelijk af op het gebruik. Sommige mycotoxinen worden echter niet tijdens het inkuilen gevormd maar ervoor en zitten al in de plant bij oogsten of in de aarde. Dus schoon werken met maaien, schudden, harken en inkuilen. Restanten van een oude kuil zijn een ‘mooie’ plek voor schimmels. Zorg er dus voor dat de kuilplaats proper is voor het inkuilen begint. Een rotatie met maïs en granen (eventueel raaigrassen) werkt de instandhouding en infectie van/met fusarium in de hand. Een ruime vruchtwisseling met eventueel bieten, diverse groenten, aardappelen, enz. vermindert de opbouw van het fusarium inoculum en dus ook de problemen met mycotoxinen. Slechts 1 op 2 jaar maïs vermindert al aanzienlijk de problemen (1 op 3 is uiteraard beter maar moeilijk op een melkveebedrijf). Een goed uitgevoerde grondbewerking (ploegen) waarbij gewasresten goed worden ondergewerkt heeft tevens een positieve invloed op de beheersing van fusarium. 

Besluit 

Mycotoxinen worden frequent in kuilvoeders gevonden. Het al dan niet problemen krijgen door mycotoxinen hangt af van verschillende factoren zoals de soort(en) toxinen, het bedrijfsmanagement, andere immuniteitsproblemen, en zeker de pens-en darmwerking. De symptomen zijn zeker ook niet eenduidig en de diagnose wordt dan ook best gesteld door een dierenarts. Preventief werken op het veld en bij het inkuilen voorkomt alvast een hoop mogelijke problemen. 

 

Deel dit met vrienden


Pieter Passchyn - Gert Langendries - Barbara Lambrecht - Eva Mievis - Detliff Velghe - Koen De Sutter
Groenhovestraat 10
8820 Torhout
050 670 352 - 0477 94 74 10