Efficiënt melk produceren in tijden van lagere marges

Als melkveehouder heb je weinig invloed op de melkprijs. Deze bepaalt echter voor een groot stuk mee het inkomen van het bedrijf. In tijden waar met lagere marges moet gewerkt worden, is extra aandacht vereist op de totale bedrijfsvoering. Hier worden enkele bruikbare tips meegegeven die deels ook gebaseerd zijn op een artikel geschreven door Tom Overton, werkzaam aan de Cornell University in de Verenigde Staten.

Voersaldo, voersaldo en voersaldo

Voerkosten bedragen typisch 40 tot 60% van de totale kost om melk te produceren. Bij de huidige volatiele markten, kan dit zelfs oplopen tot 70%. Om blijvend rendabel te kunnen zijn, moet een veehouder zich baseren op het bedrag dat overblijft nadat men de voerkosten heeft afgetrokken van de melkopbrengsten. Dit voersaldo is een echte KPI (Kritieke Prestatie Indicator) en dus is het van cruciaal belang om hier inzicht in te hebben.

Hoe bereken ik het voersaldo?

Voersaldo wordt normaal gezien berekend per koe per dag. Hieronder wordt de formule weergegeven:

Voersaldo (€/koe/dag) = (Prijs (melk) x Melkproductie/koe/dag)  -  Dagelijkse voerkosten (€/koe/dag)

Enkele belangrijke opmerkingen:

  • Prijs melk = de totaal uitbetaalde melkprijs, inclusief premies
  • Dagelijkse melkproductie = totale melkproductie, inclusief melk die gevoerd wordt aan kalveren of antibiotica/residu melk
  • Dagelijkse voerkosten = totaal gevoerd rantsoen, inclusief restvoer.

 

 

Het is essentieel dat men als veehouder weet hoeveel kilogram voer er per dag gegeven wordt aan de dieren en dat men ook het drogestofpercentage weet van kuilvoeders (mais, gras, perspulp). Voor bedrijven die gebruik maken van krachtvoerstations en/of robotten, is het interessant om het voersaldo per koe te weten. Daarnaast moet men de kostprijs van eigen gekweekte ruwvoeders kunnen inschatten. Dit laatste is vaak een inschatting, maar is nochtans zeer sterk bepalend, gezien het aandeel ruwvoer in klassieke melkveerantsoenen.

Wat beïnvloedt het voersaldo en de efficiënte om melk te produceren?

Bij een hoger vervangingspercentage, zijn er proportioneel meer jonge dieren. Er zijn veel bedrijven die te veel jongvee aanhouden. Daarnaast haalt gemiddeld genomen maar 85% van de geboren kalveren de start van de eerste lactatie. Ook zijn jonge dieren (1e en 2e kalfs) , doordat ze nog moeten groeien, belast met een lager voersaldo. Een korte tussenkalftijd is essentieel voor de meeste dieren: begin lactatie breekt de koe haar lichaamsreserves af en zet die om in melk met als resultaat een efficiëntere productie. Elke ontsteking kost energie die bijgevolg niet kan omgezet worden in melk, dus algemene preventie van dierziekten is een must (uiergezondheid, klauwen, transitieaandoeningen, etc…). Daarnaast gaan koeien met hittestress minder eten en verliezen ze extra energie ten gevolge van ‘leaky gut’ met een lagere efficiëntie als gevolg. Er is zeker ook een erfelijke factor die voerefficiëntie helpt verklaren, maar dan vooral berekend op koeien die meer dan 250 dagen in lactatie zijn.

Wat ben ik er mee?

Beschikken over het voersaldo geeft inzicht in de manier waarop het bedrijf moet gerund worden. Vooral het uitzetten van voersaldo in de tijd kan de impact van hittestress, bepaalde graskuilen of maiskuilen, voederadditieven, stalbezetting, melkprijs, etc.. aantonen.

Als je het voersaldo per koe kent, dan is het makkelijk om koeien met een (te) lage productie te identificeren. Deze koeien worden ofwel afgevoerd, vervangen of (vervroegd) drooggezet. In stallen met een zware overbezetting zal afvoer zonder vervanging vaak niet leiden tot een verminderde totale melkproductie doordat de overgebleven koeien beter gaan presteren.

Houdt de motor draaiende

Naast het voorzien van kwalitatieve ruwvoeders zijn er enkele eenvoudige aanpassingen die de opname van de koeien verder kunnen stimuleren. Het tijdig aanschuiven van het voeder zodat er steeds voeder beschikbaar is, ook voor de koeien lager in rang. Ook tweemaal per dag voederen in de zomer zodat het rantsoen steeds fris blijft, zorgt dat de koeien blijven eten. Het is verleidelijk om te stoppen met nuttige (duurdere) additieven, maar evalueer steeds welke additieven opbrengen en welke niet. Dit kan bijvoorbeeld ook aan de hand van het voersaldo.

Een goede vruchtbaarheid leidt tot een kortere tussenkalftijd en dus tot meer koeien in toplactatie. Kort op de bal spelen door bijvoorbeeld de koeien reeds kort na kalven te controleren op witvuilen zorgt er voor dat ze daarna vlot geïnsemineerd kunnen worden.

Op uw bedrijf zijn waarschijnlijk in de loop van de jaren een aantal protocollen ontwikkeld die regelmatig terugkerende taken vlotter laten verlopen. Het loont de moeite om even te bekijken of deze protocollen nog steeds correct worden uitgevoerd en of deze nog steeds het beoogde doel bereiken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het plaatsen van voetbaden. In hetzelfde kader blijft een goede melkroutine essentieel. Een voorbeeld is de ’60-seconden regel’. Door 60 seconden tussen te laten tussen de voorbehandeling en het melken van de koe komt de melkstroom op gang. Op die manier wordt de koe sneller leeggemolken met minder risico op beschadiging van het slotgat en mastitis. Hecht ook voldoende belang aan het behalen van de kwaliteitspremie.

 

Transitieperiode is essentieel

Verse koeien beginnen net geld op te brengen op uw bedrijf, maar zijn tegelijk ook een kwetsbare groep dieren die gevoelig is voor heel wat problemen. De zogenaamde transitieproblemen kunnen beperkt worden door een correct rantsoen en een goede implementatie er van. Maar ook heel wat niet-nutritionele factoren spelen een rol zoals overbezetting, hittestress tijdens de droogstand en veel groepswisselingen voor en na het kalven. Koeien begin lactatie brengen het meeste op: zorg dan ook dat ze allen een goed start hebben!

 

Geen toegevingen in jongveeopfok

Eerst en vooral is het natuurlijk belangrijk om het aantal doodgeboren kalveren beperken. Dit kan door koeien zo weinig mogelijk stress te bezorgen rond de afkalfperiode. Goed opvolgen van koeien einde dracht is dus essentieel. Daarnaast is ook een goed biestbeleid essentieel om de verse kalveren een goede start te geven want dit worden uw lacterende dieren binnen 2 jaar! Vooral het opfokken van meer jongvee dan nodig en een langere opfokperiode brengen heel wat verdoken kosten met zich mee. Een afkalfleeftijd van 26 maanden in plaats van 24 maanden zorgt voor meer voerkosten, arbeid, mest en minder efficiënte benutting van de huisvesting.
 

Conclusie

Kortom, ook al heeft men als veehouder weinig invloed op de melkprijs, er zijn wel degelijk meerdere factoren in de bedrijfsvoering waar men wel invloed op heeft. Met name het voersaldo, het voermanagement, de vruchtbaarheid, de transitie en de jongveeopfok dragen allen bij aan een efficiëntere melkproductie.


 

Deel dit met vrienden


Pieter Passchyn - Gert Langendries - Barbara Lambrecht
Groenhovestraat 10
8820 Torhout
050 670 352 - 0477 94 74 10