Een verkeerde inseminatietechniek zal leiden tot een verlaagd drachtigheidspercentage (conception rate). De meeste melkveehouders hebben ooit wel eens een inseminatiecursus gevolgd maar daarna stopt het vaak. De kans is vrij groot dat men in de loop der tijden bepaalde verkeerde gewoontes ontwikkelt die bijgevolg kunnen leiden tot mindere resultaten. Hieronder volgen nog enkele belangrijke aspecten van het insemineren.
Een hoge melkproductie is een symptoom van een stressloze koe. Dieren kunnen door verschillende zaken last hebben van stress. Een van de belangrijkste aspecten is koecomfort. Hieronder verstaan we verschillende zaken: beschikken over voldoende voer en drinkwater, voldoende beweging, voldoende slaap, bescherming tegen extreme klimatologische omstandigheden en voldoende rustgedrag. Hoe kunnen we dit rustgedrag inschatten en verbeteren bij onze dieren?
Eens je als melkveehouder een bepaalde productie hebt bereikt, wil je deze vaak nog verbeteren of minstens gelijk houden. Toch slaagt men daar niet altijd in, want een pasklare oplossing ligt zelden voor je klaar. Hieronder volgt een opsomming van mogelijke verklaringen waarom men het ene jaar wel en het andere jaar niet een voldoende hoge productie behaalt binnen eenzelfde stal.
De optimale droogstandslengte is al onderwerp van discussie sinds het begin van de 19e (!) eeuw. De meeste veehouders verkozen toen een droogstandslengte van 60 dagen, terwijl er ook toen overtuigd waren van 14 dagen droogstand. Meer dan een eeuw later werd algemeen aanvaard om 60 dagen te verkiezen als optimale droogstandslengte. Op dat moment gaf dat de beste ‘return’ in melkgift, wat na de tweede wereldoorlog zeer welkom was. Eigenlijk zijn die 60 dagen altijd het algemeen advies gebleven voor een optimale droogstandslengte. Het zou een ideaal evenwicht moeten brengen tussen de verloren inkomsten tijdens de droogstand en de verkregen melkproductie van de daarop volgende lactatie. Toch zijn er de laatste decennia ook grote wijzigingen geweest in de melkveehouderij: hogere melkproductie, grotere focus op voersaldo, verbeterde genetica, gemengd voeren, verhoogde melkfrequentie, etc… Dit alles zijn mogelijks argumenten om de ideale droogstand te her-evalueren.
De laatste jaren zien we sterk verbeterde vruchtbaarheidscijfers op veel melkveebedrijven. In eerste instantie komt dit door het uitrollen van vruchtbaarheidsprogramma’s, waarbij synchronisatieschema’s in combinatie met snelle drachtdiagnose, een centrale plaats in nemen. Toch worden ook tussen dergelijke bedrijven nog grote verschillen gezien in drachtresultaten. Het ene bedrijf behaalt meer winst dan het andere, hoewel beiden eenzelfde aanpak hebben. Er zijn dus nog andere factoren die een rol spelen.
De lichaamsconditie van koeien beïnvloedt zeer sterk de productiviteit, vruchtbaarheid, gezondheid en langleefbaarheid van koeien. Te vette en te magere dieren zijn zowel verklikkers als voorspellers voor problemen op gebied van voeding, management als diergezondheid.
Te vette dieren zijn vaak het resultaat van een verkeerd rantsoen of slecht vruchtbaarheidsmanagement. Daarnaast is een vette koe meer gevoelig voor infecties en metabole problemen en heeft ze op haar beurt meer kans op een moeilijke kalving. Dit geldt zeker ook voor vaarzen die te vet zijn bij afkalven.
Te magere koeien geven vaak minder melk en een lager vetgehalte omdat er onvoldoende reserves kunnen aangesproken worden voor de productie er van. Ook zullen te magere koeien minder snel bronstsymptomen vertonen en moeilijker drachtig geraken.
Sturen op melkvetgehalte is niet altijd een makkelijke oefening op een melkveebedrijf. Dit is al zeker niet het geval wanneer de melkproductie stijgt. Verschillende factoren spelen een rol in de vorming van het melkvetgehalte. Naast het ras en de genetica, spelen rantsoensamenstelling en vooral management een niet onbelangrijke rol.
De laatste jaren varieerden droogstandsrantsoenen nogal sterk. Nutritionisten houden hier dan ook vaak een verschillende mening op na. Regelmatig worden droogstandsrantsoenen ‘aangezuurd’ door middel van anionische zouten. Onderzoek toont aan dat dit zorgt voor minder klinische en subklinische kalfziekte (hypocalcemie). Er zijn weliswaar verschillende factoren die moeten bekeken worden vooraleer men start met aanzuren. En hoe kun je dit controleren?
Mest zeven is een tool die regelmatig door dierenartsen en nutritionisten gebruikt wordt om de vertering van het gevoerde rantsoen te evalueren. Er bestaan hier echter geen wetenschappelijke studies over en is de interpretatie niet altijd even simpel en éénduidig. Wil dit dan zeggen dat dit een waardeloze tool is? Zeker niet, hieronder geven we een kort overzicht op welke dingen u moet letten bij het zelf interpreteren van mest.
Efficiënt melk produceren in tijden van lagere marges
Als melkveehouder heb je weinig invloed op de melkprijs. Deze bepaalt echter voor een groot stuk mee het inkomen van het bedrijf. In tijden waar met lagere marges moet gewerkt worden, is extra aandacht vereist op de totale bedrijfsvoering. Hier worden enkele bruikbare tips meegegeven die deels ook gebaseerd zijn op een artikel geschreven door Tom Overton, werkzaam aan de Cornell University in de Verenigde Staten.
Nu de temperaturen weer stijgen, stijgt ook het risico op hittestress bij melkvee opnieuw. Hittestress heeft niet alleen een invloed op de melkproductie en de gehalten maar ook op de gezondheid en de vruchtbaarheid van uw dieren.
Hoe weet je wanneer je dieren hittestress ervaren? Kan je aan de hand van sensordata nagaan of de koeien last hebben van de warmte? En wat kan je als melkveehouder doen om hittestress te voorkomen en de gevolgen te beperken?
Om u hierop een antwoord te geven, organiseerde het kennisplatform Koesensor in samenwerking met Zoetis drie webinars. Deze webinars kunt u hier herbekijken.
Recent verscheen er in Melkveebedrijf een interview met melkveehouder Hans Van Reybrouck en Milk@vice. Daarin werd dieper ingegaan op de manier waarop de bedrijfsbegeleiding door ons wordt gedaan en hoe we samen tot zeer goede vruchtbaarheidsresultaten zijn gekomen.
Voerkosten bedragen typisch 40 tot 60% van de totale kost om melk te produceren. Bij de huidige volatiele markten, kan dit zelfs oplopen tot 70%. Om blijvend rendabel te kunnen zijn, moet een veehouder zich baseren op het bedrag dat overblijft nadat men de voerkosten heeft afgetrokken van de melkopbrengsten. Dit voersaldo is een echte KPI (Kritieke Prestatie Indicator) en het is dus van cruciaal belang om hier inzicht in te hebben.
Healthy cows, healthy milk, healthy farmers! (Interview verschenen in Dierenartsenwereld)
We gingen op bezoek bij Milk@vice, een adviesbureau gevestigd in Torhout en gespecialiseerd in de gezondheid van melkvee. We ontmoetten er manager Pieter Passchyn, die ons vertelde over zijn passie voor moderne melkveehouderij.
Bedrijfsbegeleiding is de individuele koe begeleiden
De ontwikkelingen in de melkveehouderij gaan razendsnel. Bedrijven groeien harder, koeien geven meer melk en dit terwijl er veel andere zaken als beperkende factor optreden zoals mest, ruwvoeders en arbeid. De druk om goede technische resultaten te behalen blijft dus erg groot. Enkel hierdoor kan men voldoende marges houden. Wil men als melkveehouder een specifiek doel bereiken, dan is het essentieel om hiervoor een strategie te ontwikkelen. Dit kan dan verder verfijnd worden in tactisch en operationeel management. Vaak wordt hierbij de individuele koe vergeten.
Nieuwe inzichten in darmgezondheid
Wat hebben hittestress en ketose gemeenschappelijk? Volgens Prof. Lance Baumgard (Iowa, USA) is het antwoord op deze vraag : het ‘leaky gut syndroom’ (LGS) of, letterlijk vertaald, het lekkende darm syndroom. Onderzoek bij verschillende diersoorten toonde aan dat hittestress de darmwand zal aantasten. Ook een niet-succesvolle transitie kan tevens veroorzaakt worden door het zogenaamde LGS. Met deze nieuwe hypothese werpt Prof. Baumgard een nieuw licht op beide problematieken bij melkvee.
Cijfers uit het Landbouwmonitoringsnetwerk geven ons een idee wat de spreiding is in arbeidsinkomen van Vlaamse melkveehouders. Een vierde van de melkveehouders hebben een arbeidsinkomen van € 150 per koe per jaar en een vierde ontvangt een arbeidsinkomen van €750 per koe per jaar. Op bedrijven met 100 koeien zorgt dit voor een verschil van € 60,000!
U wenst een éénmalige doorlichting van uw bedrijf en dit door een onafhankelijk persoon. Wij bieden advies over vruchtbaarheid, uiergezondheid, rantsoen, transitie, melkproductie, jongveeopfok, huisvesting, en dierziekten.
U wenst een structurele aanpak voor uw bedrijf. U wenst een specifiek aandachtspunt onder begeleiding te verbeteren.
Wij geven presentaties aan veehouders en dierenartsen over verschillende aspecten van de melkveehouderij.
Daarnaast geven wij ook incompany opleidingen voor de bedrijven actief binnen de melkveehouderij.
Hier vindt u alvast enkele titels van presentaties:
In 2013 afgestudeerd als Master in de Biowetenschappen, optie land-en tuinbouwkunde.
Als dierenarts afgestudeerd in 2018, optie herkauwers. Daarnaast heeft Barbara ook meerdere stages gevolgd in de Verenigde Staten. Dit zowel in de veehouderij als in de rundveediergeneeskunde. Gestart bij Milk@vice in 2019.